maandag 27 februari 2012

Uitslapen


Het co-ouderschap heeft ook zo zijn voordelen. Het heeft even geduurd voordat ik het zo kon zien, maar het is wél waar. Neem bijvoorbeeld uitslapen. Ik begrijp dat het een gevoelig onderwerp is, daar het grootste deel van de mensen dat zich heeft gemeend te moeten voortplanten geen idee meer heeft wat dat ook alweer was, uitslapen. Dat is wat je doet als je je ’s ochtends nog drie keer omdraait, omdat er niemand wacht op een boterham, een lift naar school, een schoon T-shirt ‘nee, niet die, die rooie met die ster!’ Er galmt niemand door het huis dat ‘ie zijn Nintendo kwijt is. Er zijn geen ruzies over wiens beurt het is in de badkamer en de TV staat niet op Nickeletix.
Er zijn ook geen slaperige, dikke-armpjes-knuffels van Kleine Man en geen zelfverzonnen liedjes van Grote Man, maar dat terzijde.
Drie ochtenden in de week wordt mijn offspring wakker in hun bedjes-bij-pappa. Aangezien ik een Vrije Jongen ben, geniet ik stiekem elke donderdagochtend van mijn uitslaapochtend. Op zaterdag en zondag kan ik weliswaar ook vaak blijven liggen, maar dat doet zo’n groot deel van de mensheid of in ieder geval een poging daartoe, dat dat een stuk minder bijzonder is. Het is juist dat clandestiene dat het zo lekker maakt. Vaak ben ik trouwens uit gewoonte om half acht klaarwakker, maar dat doet er niet toe. In de wetenschap dat mijn vriendinnen op dat moment alle zeilen bijzetten om alles en iedereen enigszins gevoed en aangekleed de deur uit te krijgen, ga ik nog eens op mijn lievelingszij liggen. De linker voor wie het iets interesseert.
Om half negen hou ik het meestal niet meer vol. Ik pak koffie en de krant en ga eens uitgebreid in bad. Gewoon. Omdat het kan. En dan nog zit ik gewoon om negen uur ‘op mijn werk’. Wat een luxe…

woensdag 8 februari 2012

Dubbel welkom


Co-moeder. Het klinkt alsof er ook nog ergens een échte moeder rondloopt, die even uit beeld is. En voor bijna de helft van de week is dat voor mijn Mannetjes ook zo. Dat ik uit beeld ben. Want dan zijn ze bij hun Co-vader, ook leuk. Co-ouderschap. Ik ben de eerste om het toe te geven: zo had ik het ooit niet bedacht. Toen ik ritueel de pil door de WC spoelde om aan een gezin te beginnen, zag ik ons natuurlijk altijd stralend en vrolijk, in schone kleertjes picknicken op het strand. Het kwam het niet in me op dat ik ooit helemaal alleen wakker zou worden op de ochtend dat Kleine Man 5 werd. Omdat het niet mijn ochtend was. Of dat ik Ex, Grote en Kleine Man met tranen in mijn ogen zou uitzwaaien, omdat ze voor het eerst zonder mij op vakantie gingen. Maar alles went. Een beetje. De dagen dat ze niet bij mij zijn, kan ik zo lang doorwerken als ik wil. Laat eten. Zomaar met mijn Lief naar de film. Op de dagen dat ze wél bij mij zijn, bak ik cake met Kleine Man en kijk ik verstrengeld met Grote Man op de bank naar The Simpsons. Quality time, zoals dat heet. Al is de situatie voor iedereen inmiddels wel zo gewoon, dat zij zelf gewoon lekker doorgaan met ruziemaken en vechten in welk huis ze ook zijn. En dat is maar goed ook. De pijn komt op onverwachte momenten en overvalt me soms nog steeds. Als ik van een vriendin hoor dat Kleine Man bij haar heeft gespeeld en heel hard is gevallen. En dat ik dat dus een paar dagen later pas hoor. Als Grote Man verdrietig is, omdat zijn verfspullen in het andere huis liggen en hij juist nú verder wil werken aan zijn nieuwe schip. Als ze hun pappa missen, maar dat dapper voor me verborgen probeert te houden. Dat steekt. En schuurt. En schrijnt. Gelukkig zijn er ook de: “wij hebben lekker twee huizen,” uitspraken. Twee keer Sinterklaas, twee keer op vakantie, twee keer rapportgeld. En, als ik heel eerlijk ben, misschien ook wel twee keer zoveel échte aandacht. Dat is dan weer mooi meegenomen. Wie zal het zeggen? Het enige wat ik zeker weet is dat deze twee kinderen in twee huizen dubbel welkom zijn. Dat er dubbel van ze gehouden wordt. En dat is iets dat niet alle kinderen uit ‘hele’ gezinnen kunnen zeggen. Daar klamp ik me dan maar aan vast, aan die gedachte. Maar wat gaan ze zeggen als ze 30 zijn en zelf een kind krijgen? Vinden ze dan dat ik het goed gedaan heb. Of juist helemaal niet? Gelukkig duurt dat nog even en kan ik nu nog volop aan de bak met de logistiek. Waar zijn die @!#%$& gymspullen nou weer? 

woensdag 1 februari 2012

Column verschenen in Nieuw Gezin (nov. 2011)


Back to school

Het is zover. Onze oudste gaat de Grote Wijde Wereld in. Naar de middelbare school, om precies te zijn. Al ver voor de zomervakantie moesten er dingen geregeld worden: “Mam, ik wil met jou naar de schoolcampus voor nieuwe spulletjes en van pappa krijg ik de boeken, die we ook samen gaan kaften.” Kijk, het kan maar duidelijk zijn.
Zes was het mannetje toen zijn ouders uit elkaar gingen en aan het co-ouderschap begonnen. Toen werd alles voor hem geregeld: wanneer hij bij wie was, hoe de vakanties verdeeld werden en wat er met z’n spulletjes moest gebeuren. Maar al gauw voelde hij zich zelf medeverantwoordelijk voor met name dat laatste. Nintendo’s, sportspullen en later zijn dierbare laptop. Hij weet precies wat wanneer waar moet zijn. Ik vind het knap. Ook zijn jongere broertje (inmiddels 8) denkt zelf aan zijn gymspullen, zijn gitaar en z’n tennisracket. Nou ja, meestal dan.
Na vijf jaar co-ouderen loopt dat eigenlijk allemaal zo soepel als je in die situatie maar kunt hopen. Maar nu de echte wereld zich aandient, in de vorm van een middelbare school in de grote stad, gaat er nogal wat veranderen in onze vorm. Overal lezen we namelijk dat oudere kinderen dan beter af zijn bij een week op-week af regeling. Vanwege al dat gezeul met die stapels boeken en dat kan ik me heel goed voorstellen. Zoonlief vindt het vooral allemaal heel geweldig en spannend. “Lijkt me wel lekker rustig een week bij jou en dan een week bij pappa,” stelt hij nuchter vast. “Hoewel, pappa woont dichter bij de bus. Misschien wil ik wel doordeweeks bij hem en in het weekend bij jou..” Mjah. Dat zal voor het werkende leven van zijn vader niet helemaal de juiste invulling zijn, dat snapt ‘ie zelf ook wel. Kleine broer is ‘in’ voor het idee, hoewel die zelf eerst nog hoopvol oppert dat hij dan de week dat zijn broer bij pappa is bij mij woont en andersom. “Hoef ik hem nooit meer te zien,” verklaart hij. Tot zover de broederliefde bij ons thuis. Ook dat gaat werktechnisch niet helemaal lekker lopen, dus gaan we week op-week af proberen.
Ik haal diep adem. Want ik weet nu al wie het daar af en toe moeilijk mee zullen hebben. Niet de mannetjes. Die hebben een schier grenzeloos flexibele en gezond opportunistische levenshouding gekweekt de afgelopen jaren. Nee, wie er af en toe iets weg gaan slikken zijn  hun vader en moeder. Los van het feit dat ze in de kinderloze week lekker hard kunnen werken, vrienden kunnen zien en met hun nieuwe partners leuke dingen kunnen doen, blijft een week zonder ventjes wel een hele lange week. En dat went nooit.